Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maar het volk zeide: Gij zult niet uittrekken; want of wij te enen male vloden, zij zullen [2]het hart op ons niet stellen; ja, of de helft van ons stierf, zij zullen het hart op ons niet stellen; [3]maar [gij zijt] nu als tien duizend onzer. Zo zal het nu beter zijn, dat gij ons uit de [4]stad [5]ter hulpe zijt. 2. Dat is, zij zullen daarnaar niet vragen, zullen daarvan geen groot werk maken, want het is hun niet om ons, maar om uw persoon te doen. 3. Dat is, aan uw persoon is nu meer gelegen dan aan vele duizenden van ons. Vergelijk hiermede de woorden van Achitofel, boven hfdst.17 vs.2,3. Anders, al [waren] onzer, naardat wij nu [zijn], tienduizend maal meer. 4. Mahanaim; gelijk boven, hfdst.17 vs.24,27. 5. Hebreeuws, om te helpen; wanneer wij zouden mogen verlegen zijn.